gjekk

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • gjekk
Naar frequentie 103473

Werkwoord

gjekk

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van gjekke

Werkwoord

gjekk

  1. verouderde spelling of vorm van gikk tot 2005 [1]
verleden tijd van   ww 

Verwijzingen

  1. Taalhervorming 2005:
    Rettskrivningsendringer fra 1. juli 2005 (in het Noors)
    1.1.3 Sideformer som tas ut av rettskrivningen: Enkeltord og enkeltformer, pag. 5-6
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gjekk     gjekken     gjekker     gjekkene  
genitief   gjekks     gjekkens     gjekkers     gjekkenes  

Zelfstandig naamwoord

gjekk, m

  1. (beroep) nar
  2. (scheldwoord) dwaas, gek, zot (een dwaze persoon)
  3. (techniek) (van een vuurwapen:) hendel, trekker
Synoniemen
Hyperoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • drive gjekk med
iemand bedotten
iemand foppen
iemand in de boot nemen
iemand een schraap geven
iemand voor gek houden
  • slå gjekken løs
de beest uithangen
zich ongeremd amuseren
zich angeremd vermaken
«Hun forandret nå helt taktikk og slo isteden gjekken løs som en sier.»
Ze veranderde nu volledig van tactiek en liet in plaats daarvan de beest uithangen zoals ze zeggen.


Nynorsk

Woordafbreking
  • kjem

Werkwoord

gjekk

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van gjekka

Werkwoord

gjekk

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van gjekke

Werkwoord

gjekk

  1. sterke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van

Werkwoord

gjekk

  1. zwakke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van gjekka

Werkwoord

gjekk

  1. zwakke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van gjekke

Werkwoord

gjekk

  1. verouderde spelling of vorm van gjekk tot 2012 (van gå) [1]
(verleden tijd van  ganga ww  en  gange ww )

Verwijzingen

  1. Taalhervorming 2012:
    Ny rettskriving for 2000-talet (in het Nynorsk)
    3.4.8 Nokre tradisjonelle verbformer: 3.4.8.a Verba få, gå [ganga], slå, slåst, stå [standa]
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gjekk     gjekken     gjekker     gjekkene  

Zelfstandig naamwoord

gjekk, m

  1. (beroep) nar
  2. (scheldwoord) dwaas, gek, zot (een dwaze persoon)
  3. deugniet, grappenmaker, schelm
  4. fop, grap
  5. (techniek) (van een vuurwapen:) hendel, trekker
Synoniemen
Hyperoniemen