gitarist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gi·ta·rist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gitarist gitaristen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gitaristm

  1. (muziek) (beroep) een musicus die een gitaar bespeelt
     Er was vaak een gitarist, die niet echt goed was, maar prima overweg kon met de basisakkoorden voor Bobs ‘Blowing in the Wind’.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be