gissen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gis·sen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘raden’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- Afkomstig uit de scheepvaart. Door het werpen van een stuk hout in water bij de boeg en tellen hoeveel seconden het langs het achterschip drijft, kon bij benadering de snelheid worden bepaald.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gissen |
giste |
gegist |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
gissen
- een vermoeden uitspreken over iets
- Meten is weten, gissen is missen.
Synoniemen
Vertalingen
1. een vermoeden uitspreken over iets
Zelfstandig naamwoord
gissen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gis
Gangbaarheid
- Het woord gissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "gissen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %