ging weg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ging weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
weggaan

ging weg

  1. enkelvoud verleden tijd van weggaan
    • Ik ging weg. 
    • Jij ging weg. 
    • Hij, zij, het ging weg. 


Gangbaarheid