gijzeling
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gij·ze·ling
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van gijzelen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gijzeling | gijzelingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
gijzeling v
- het gevangen houden of nemen van iemand ten einde iets af te dwingen
- De gijzeling kwam door militair ingrijpen ten einde.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- iemand in gijzeling houden
- De man die sinds maandagmorgen half 10 mensen in gijzeling heeft gehouden in de Rembrandttoren in Amsterdam, is dood.
Vertalingen
1. het gevangen houden of nemen van iemand ten einde iets af te dwingen
iemand in gijzeling houden
|
Gangbaarheid
- Het woord gijzeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "gijzeling" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be