gijzelhouder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gij·zel·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van gijzel en de stam van houden met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord gijzelhouder gijzelhouders
verkleinwoord gijzelhoudertje gijzelhoudertjes

Zelfstandig naamwoord

de gijzelhouderm

  1. iemand die personen in gijzeling houdt
    • De gijzelhouders stelden onmogelijke eisen. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be