giftslang

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gift·slang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord giftslang giftslangen
verkleinwoord giftslangetje giftslangetjes

Zelfstandig naamwoord

de giftslangv / m

  1. (verouderd) (reptielen) een giftige slang
    • James tuimelde achteruit, week terug, alsof hij door een giftslang gebeten was. [1]
Synoniemen
  • gifslang (in tweede helft 20e eeuw meer gangbaar geworden uitspraakvariant)
Vertalingen
   1. zie: gifslang   

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen