gifgroen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gif·groen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gifgroen gifgroenen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gifgroeno

  1. (kleur) felle groene kleur
    • Dit gifgroen lijkt wel erg fel. 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gifgroen gifgroener gifgroenst
verbogen gifgroene gifgroenere gifgroenste
partitief gifgroens gifgroeners -

Bijvoeglijk naamwoord

gifgroen

  1. (kleur), de kleur gifgroen hebbend
    • Dat is een gifgroene vlag. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be