gietwerk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

hekwerk onder de leuning is gietwerk van gietijzer
Uitspraak
Woordafbreking
  • giet·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gietwerk gietwerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gietwerko

  1. alle voorwerpen die gegoten zijn
    • Afgelopen maandag heeft de rechter het faillissement uitgesproken over Van Voorden Castings uit Zaltbommel. Daarmee komt een einde aan een begrip in de maritieme wereld. Van Voorden werd in 1912 opgericht en produceerde hoogwaardig industrieel gietwerk, zoals pomphuizen en scheepsschroeven.[2] 
  2. een voorwerp dat gegoten is
    • Klokkengieter Joost Eijsbouts vertelt in het interview dat een scheur in een klok alleen met een speciaal ontwikkeld lasprocedé kan worden gerepareerd. ‘Niemand kan dat’, zegt Eijsbouts. Niemand kan dat? In de jaren vijftig leerde ik als leerling-smid hoe allerlei gietwerk te lassen, waaronder klokken die gescheurd waren.[3] 
  3. gieten als arbeid
    • Eind juni worden ‘de badgasten’ op de kop van de Markt voor Halfords geplaatst. Het gietwerk ligt op schema, vertelde Mandersloot. Een van de vijf beren komt in de buurt van de kiosk te staan met een vis in zijn klauwen.[4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Jeroen van Wensen 4 januari 2017
  3. Volkskrant 12 augustus 2009
  4. Tubantia 08-MAART-2012
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be