giegagen
Nederlands
Uitspraak
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
giegagen | giegagend |
gegiegaag |
Woordafbreking
- gie·ga·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
giegagen |
giegaagde |
gegiegaagd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
giegagen
- onovergankelijk (verouderd) het kenmerkende geluid van een ezel maken
- Juist op oogenblik, toen hij boven op den heuvel was, begon zijn ezel te giegagen en achteruit te slaan, zoodat de beide molensteenen hem van den nek vielen en met verschrikkelijk misbaar in het bivak van den vijand terecht kwamen. [3]
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
- «Zend een ezel naar Lijfland, hij zal giegagen, als hij thuis komt.»
- Wie dom is leert niets, wat hij ook meemaakt.
- «Zend een ezel naar Lijfland, hij zal giegagen, als hij thuis komt.»
Gangbaarheid
- Het woord giegagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "giegagen" herkend door:
4 % | van de Nederlanders; |
7 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ giegagen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "Indische volksvertellingen en sprookjes." in: Soerabaijasch Handelsblad jrg. 55 nr. 295 (21 december 1907); p. 2 kol. 2; geraadpleegd 2016-08-07
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Klanknabootsing in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Onovergankelijk werkwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 4 %
- Prevalentie Vlaanderen 7 %