ghoet

Uit WikiWoordenboek

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /χu(ː)t/ (Etsbergs)
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord van het Nederlandse goed.

Tussenwerpsel

ghoet

  1. (Hooglimburgs) (ja) goed.
    «Ghoet, det kèns se dóch nimmieër angere.»
    Goed, dat kun je toch niet meer veranderen.
Synoniemen