gezwatel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·zwa·tel
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van zwatelen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezwatel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- voortdurend zeuren
- voortdurend lawaai maken
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord gezwatel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gezwatel" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be