gezoen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezoen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gezoeno

  1. het aanhoudend kussen
    • Romain is het type dat voor elk pijntje zijn arts bezoekt en bij het minste of geringste denkt dood te gaan. De hypochonder viert de jaarwisseling bij zijn dokter Dimitri en wil voor twaalven vertrekken. Al dat gezoen, dat gepaard gaat met miljoenen bacteriën, moet hij vermijden.[2] 
    • Juncker staat bekend om zijn amicale gezoen met regeringsleiders – op wangen, op kale koppen, maar nooit op de mond – en vanwege zijn publieke uitglijders, zoals die keer dat hij de Hongaarse premier begroette met ‘hallo dictator’. Die beelden gingen de wereld over en Junckers adviseurs worden daar zenuwachtig van, vreest Heath. „Hij moet zich presidentieel gedragen en niet als een cabaretier.”[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC André Waardenburg 15 mei 2014
  3. NRC Tijn Sadée 11 september 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be