gezindheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zind·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezindheid gezindheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gezindheidv

  1. wat je ergens van vindt, innerlijke houding
    • Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. (Grondwet Artikel 1) 
Synoniemen
  1. confessie, houding, inzicht, overtuiging, richting
Hyponiemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be