gezaag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·zaag
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van zagen met het voorvoegsel ge-.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezaag | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
gezaag o
- het aanhoudend zagen, het geluid van het zagen
- Luid getimmer, gezaag en geboor weerklinkt in de buurt.
Gangbaarheid
- Het woord gezaag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "gezaag" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be