gewapend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·wa·pend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gewapend gewapender gewapendst
verbogen gewapende gewapendere gewapendste
partitief gewapends gewapenders -

Bijvoeglijk naamwoord

gewapend

  1. voorzien van voorwerp om mee te vechten
     Maar nadat Boedapest zijn equivalent van het Slânsky-proces had doorgemaakt, werden de demonstraties steeds oncontroleerbaarder en ontwikkelden zich tot een opstand tegen alles waar de partij en regering voor stonden, geleidelijk aan met gewapende groepen.[3]
Antoniemen

Werkwoord

vervoeging van: wapenen…
verbogen vorm: gewapende

gewapend

  1. voltooid deelwoord van wapenen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen