gevangenispersoneel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·van·ge·nis·per·so·neel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gevangenispersoneel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gevangenispersoneelo

  1. mensen die tegen betaling werken in een gevangenis
     Schuin over de lage huisjes van het voormalige gevangenispersoneel, aan de Amstelveenseweg, richtten zich drie, vier ladders op met een spuitgast in top.[1]
     Eerder is een vrouw aangehouden die niet in de gevangenis werkt. Zij zou gevangenispersoneel hebben betaald om goederen naar binnen te smokkelen voor haar gedetineerde man.[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  2. Bronlink geraadpleegd op 2 maart 2022 Weblink bron “Opvallend meer drugs en telefoons in gevangenis Sittard, na onderzoek medewerker opgepakt” (WO 15 DECEMBER 2021), NOS