gevang

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·vang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gevang gevangen
verkleinwoord gevangetje gevangetjes

Zelfstandig naamwoord

het gevango

  1. gevangenis
    • In het gevang werd hij op water en brood gezet. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen