gestreng
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·streng
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘streng, onverbiddelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1620 [1]
- afgeleid van streng met het voorvoegsel ge- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gestreng | gestrenger | gestrengst |
verbogen | gestrenge | gestrengere | gestrengste |
partitief | gestrengs | gestrengers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
gestreng [3]
- (formeel) streng, onverbiddelijk
- ▸ Ik keek. De gestrenge gevels met de arcades stuurden de blik met majesteitelijk gezag in de richting van de basiliek van San Marco, die met haar koepels en ronde vormen een bubbelend en bijna buitenaards contrast vormde met het wereldse machtsvertoon van het plein.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord gestreng staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "gestreng" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "gestreng" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gestreng op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Pfeiffer, Ilja Leonard
“Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers
, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 26
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden met boekreferenties
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel ge- in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Formeel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 70 %
- Prevalentie Vlaanderen 56 %