gespuug

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·spuug
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gespuug
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gespuugo

  1. het steeds maar weeg weg spugen van speekse uit de mond
    • Naast Verhoeven staan ook Nederlandse vechters als Michael Duut, Nieky Holzken en Zakaria Zouggary morgenavond in de ring. De staredown tussen Verhoeven en Ben Saddik verliep rustig, geen gespuug of gescheld zoals vorige maand. Wel kwam Verhoeven het podium op met een oerkreet.[1] 
    • Het was beleefd, zegt Judith tegen Joris. En totaal niet agressief. Geen gesis, geen gespuug, gewoon een snedige opmerking. Als je dat al niet meer kan verdragen, dan moet je niet in een stad gaan wonen.[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 08 dec. 2017
  2. NRC 08 dec. 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be