geruim
Uiterlijk
- ge·ruim
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geruim | geruimer | geruimst |
verbogen | geruime | geruimere | geruimste |
partitief | geruims | geruimers | - |
geruim [2]
- overvloedige hoeveelheid
- Hij kon in geruime mate in zijn eigen behoeften voorzien.
- Het woord geruim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geruim" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ geruim op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be