gereed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·reed
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bereid, klaar voor of met een handeling’ voor het eerst aangetroffen in 1230 [1]
  • vervoeging van reden: de stam met omvoegsel ge- -d, zonder -d omdat de stam al op -d eindigt [2]
  • Naamwoord van handeling van reden met het voorvoegsel ge-

Werkwoord

vervoeging van: reden…
verbogen vorm: gereede

gereed

  1. voltooid deelwoord van reden
stellend
onverbogen gereed
verbogen gerede
partitief gereeds

Bijvoeglijk naamwoord

gereed

  1. als predicaat: voor gebruik klaar gemaakt
    • Is de bagage gereed om in de auto gezet te worden? 
  2. als attribuut: redelijk, serieus te nemen
    • Er is gerede twijfel daarover gerezen. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen