gepunt
Uiterlijk
- ge·punt
- pseudodeelwoord afgeleid van punt zn met het omvoegsel ge- -t, op te vatten als naamwoord van handeling bij en vervoeging van punten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gepunt | gepunter | gepuntst |
verbogen | gepunte | gepuntere | gepuntste |
partitief | gepunts | gepunters | - |
gepunt [1]
- voorzien van een punt, spits, scherp
vervoeging van: | punten… |
verbogen vorm: | gepunte |
gepunt
- voltooid deelwoord van punten
- Het woord gepunt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gepunt" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Pseudodeelwoorden in het Nederlands
- Omvoegsel ge- -t in het Nederlands
- Voltooid deelwoord met ge- (zonder extra -t)
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 87 %
- Prevalentie Vlaanderen 87 %