gepruts
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·pruts
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van prutsen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gepruts | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- het aanhoudend prutsen en de resultaten van dit geklungel en geknoei
- Hou nu toch eens op met dit gepruts. Probeer het probleem nu eens echt op te lossen!
- Buurman en buurman zijn beroemd geworden door hun gepruts.
- Rafaël aspireerde het allerhoogste – ook als jonge kunstenaar. Het is door die oneffenheden in dat jonge werk, het gepruts, gepoets en ongetwijfeld gevloek waarmee correctie op correctie is doorgevoerd, dat de held van later met zijn voeten op aarde komt. Het is alsof de kunstenaar, door de eeuwen heen, zijn adem over je uitblaast. Zacht en plotseling. Net als in het Pantheon. [2]
- ▸ Hij zou zijn eerste hoorzitting gaan voeren, met de eis te winnen, ongeacht welke advocaat de tegenpartij had gemobiliseerd. Op dat punt was Henning heel duidelijk geweest, er was geen ruimte voor gepruts.[3]
Synoniemen
- geknoei, gemodder, gestuntel, knoeiwerk, gedoe, dillettantisme, geklieder, gemors, gesukkel, knoeiboel, prulwerk, gehannes, geklooi, gehaspel, gemier, gebroddel
Gangbaarheid
- Het woord gepruts staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "gepruts" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Lucette ter Borg 15 februari 2017
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044633535
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be