genotzuchtig
Uiterlijk
- ge·not·zuch·tig
- Samenstelling van genot en zuchtig
- afgeleid van genotzucht met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | genotzuchtig | genotzuchtiger | genotzuchtigst |
verbogen | genotzuchtige | genotzuchtigere | genotzuchtigste |
partitief | genotzuchtigs | genotzuchtigers | - |
genotzuchtig [1]
- geobsedeerd door genotzucht
- De leden van de vereniging van historische schrijvers noemen de Britse koning Hendrik VIII uit de zestiende eeuw obsessief, genotzuchtig, een vrouwenmoordenaar en een tiran. [2]
- Het woord genotzuchtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "genotzuchtig" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ www.nu.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be