genootschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·noot·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord genootschap genootschappen
verkleinwoord genootschapje genootschapjes

Zelfstandig naamwoord

genootschap o [1]

  1. vereniging met een beperkt aantal leden en een uitgesproken doel zoals bijv. het bevorderen van wetenschap, kunst o.i.d.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen