genoegt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·noegt

Werkwoord

vervoeging van
genoegen

genoegt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van genoegen
    • Jij genoegt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van genoegen
    • Hij genoegt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van genoegen
    • Genoegt!