genereer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ne·reer

Werkwoord

vervoeging van
genereren

genereer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van genereren
    • Ik genereer. 
  2. gebiedende wijs van genereren
    • Genereer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van genereren
    • Genereer je?