generaliseerbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ne·ra·li·seer·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen generaliseerbaar generaliseerbaarder generaliseerbaarst
verbogen generaliseerbare generaliseerbaardere generaliseerbaarste
partitief generaliseerbaars generaliseerbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

generaliseerbaar

  1. voor meer situaties toe te passen
    • Hoe zit het dan wel? De onderzoekers zeggen dat het onderzoek niet generaliseerbaar is naar de rest van de VS. „Het onderzoek is wat het is: een onderzoek naar seksueel geweld op twee grote universiteiten”, zegt Krebs. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bas Tooms NRC 1 juni 2015