geluidloos
Uiterlijk
- Geluid: geluidloos (hulp, bestand)
- ge·luid·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geluidloos | geluidlozer | geluidloost |
verbogen | geluidloze | geluidlozere | geluidlooste |
partitief | geluidloos | geluidlozers | - |
geluidloos
- zonder geluid te maken
- De inbreker wist geluidloos het huis binnen te sluipen.
- Ze pruilt, barst uit in irrationele woede, of huilt geluidloos. [1]
- Het woord geluidloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geluidloos" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ de Volkskrant Floortje Smit 2 januari 2019 The Favourite is verschrikkelijk grappig en oneindig tragisch (vijf sterren)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be