geloofsverzaker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: geloofsverzaker (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈlofsfərˌzakər / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- ge·loofs·ver·za·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geloofsverzaker | geloofsverzakers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de geloofsverzaker m
- (religie) iemand die niet meer leeft volgens de regels van het kerkgenootschap waartoe hij behoort
- Hij wees op de grote zonde begaan door degenen die spijt de vermaning van hun geestelijke overheid bleven volharden in hun verstoktheid en als onderwijzer in de school zonder God hun hemeltergend werk voortzetten: ‘Een moord, zei hij, is een grote misdaad, maar het is een groter misdaad de ziel te vermoorden dan het lichaam. En welke ziel, beminde kristenen? De ziel van onschuldige kinderen. Men moet een afvallige, een geloofsverzaker zijn om dergelijke euveldaad te begaan. En dat doen degenen die katechismus onderwijzen zonder er door de kerk mee belast te zijn. [1]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord 'geloofsverzaker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Pillecyn, F. de"Mensen achter de dijk" in: Verzameld Werk 2. (1959) De Clauwaert, Leuven; p. 258; geraadpleegd 2019-05-28
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 15
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 5 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Invoegsel -s- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal