geloofservaring

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·loofs·er·va·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofservaring geloofservaringen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de geloofservaringv

  1. (religie) indruk die een gelovige zelf van zijn overtuiging krijgt, manier waarop gelovigen hun overtuiging beleven
    • Dit alles neemt niet weg dat het personalisme in geloofszaken voor het eerst onder de devoten wijd verbreid raakte. Zelfs in de spiritualiteit van de eenvoudige zusters van het gemene leven treedt de individuele geloofservaring nog op de voorgrond. [1]
    • De vraag: wat is het Christendom in zijnen oorsprong, en waar vinden wij eene zuivere afspiegeling van den Apostolischen tijd? is (…) het hoofdprobleem geworden, aan welks oplossing de wetenschappelijke Theologie in onze dagen hare krachten heeft te beproeven. De Christen moge die oplossing met gerustheid te gemoet zien, verzekerd als hij is, op grond zijner geloofservaring, dat geen andere Christus dan Hij, wiens beeld ons in de schriften des N.T. staat afgeteekend, het hoofd zegevierend uit den strijd verheffen zal; de Theoloog mag niet nalaten, de ten kamp uitdagende partij te volgen op het gebied, waar zij beweert, dat alleen het geschil mag worden beslist. [2]
  2. ogenblik waarop men een religieus gevoel bevangen raakt
    • Hij heeft het over zijn jeugdige twijfel aan de waarde van de christelijke verhalen en van de kerkelijke ritus: “ik werd bestormd door allerlei twijfels rond dit onbeduidende stukje brood en dat beetje wijn. (…) Je krijgt er nooit een afdoend antwoord op, dat rationeel bevredigt." Er kwam wel een ander antwoord, dat van de geloofservaring, een plotselinge overtuiging die zich achteraf laat samenvatten als: “Die waarheid is toch veel groter dan wat jij met je verstand kunt achterhalen of beredeneren!” [3]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen