gelijkenis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·lij·ke·nis
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘uiterlijke overeenkomst’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • Afgeleid van gelijk met het achtervoegsel -enis.
enkelvoud meervoud
naamwoord gelijkenis gelijkenissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gelijkenisv

  1. de mate waarin iets of iemand aan een ander doet denken
    • De gelijkenis is inderdaad opvallend. 
  2. (religie) een verhaal dat een bepaalde relgieuze les presenteert door het met een bepaalde gebeurtenis te vergelijken
    • De gelijkenis van de verloren zoon weerspiegelt het feit dat God zich verheugt op het berouw dat iemand betoont over zijn zonde als hij terugkeert tot het geloof. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen