gelief

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·lief

Werkwoord

vervoeging van
gelieven

gelief

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelieven
    • Ik gelief. 
  2. gebiedende wijs van gelieven
    • Gelief! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelieven
    • Gelief je?