geknal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·knal
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van knallen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geknal | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het geknal o
- aanhoudend korte, zeer luide geluiden voortbrengen zoals bij het breken van iets of het afvuren van een vuurwapen
- ‘Mensen lopen vaak letsels aan de handen en ogen op. Elk jaar zijn er ook wat gevallen van gehoorschade. Een ander probleem is dat slecht neergekomen vuurpijlen nogal eens brand veroorzaken’, zegt korpschef Koen Bollen van brandweerzone Kempen. ‘Een ander aspect is dat huisdieren en andere dieren flink schrikken van het geknal. Elk jaar breken weer paarden en koeien uit.’[2]
- Nachtelijk geknal met vuurwerk houdt Albergen wakker. Vuurwerk midden in de nacht zorgt voor overlast in Albergen. Dorpsbewoner Johan Haarhuis spreekt van een trend en stuurde een klacht naar de gemeente Tubbergen.[3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord geknal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geknal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 5 DECEMBER 2017
- ↑ Tubantia Marcel Tettero 10-AUGUSTUS-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be