gejongleer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gejongleer (hulp, bestand)
- IPA: /ɣəjɔŋˈler/, of: /ɣəjɔŋˈɣler/ bij meer oorspronkelijke uitspraak
Woordafbreking
- ge·jong·leer
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van jongleren met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gejongleer | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het gejongleer o
- voorwerpen gelijktijdig in de lucht houden door ze behendig beurtelings op te gooien
- Het gejongleer met brandende fakkels leek haar gevaarlijk
- (figuurlijk) door snel opeenvolgende veranderingen onoverzichtelijk gemaakte werkwijze
- Door maandenlang gejongleer met rapportages kon hij zijn opdrachtgever bedriegen.
Gangbaarheid
- Het woord gejongleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Leenwoord met variatie in uitspraak in het Nederlands
- Voorvoegsel ge- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal