geitj

Uit WikiWoordenboek

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ɣɛɪc/ (Etsbergs)
Woordafbreking
  • geitj
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van gei met het achtervoegsel -tj (historische onzijdige uitgang).

Lidwoord

geitj

  1. (Hooglimburgs) onzijdige vorm met behouden uitgang van gein.
    «Geitj hool is hie breid zat veur.»
    Geen hol is hier breed genoeg voor.
Uitdrukkingen en gezegden

'd Guuef geitj hoes wo dae wóntj.

  • Hij is dakloos (letterlijk: er is geen huis waar hij woont).
Synoniemen