geitenhouderij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gei·ten·hou·de·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geitenhouderij geitenhouderijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geitenhouderijv

  1. (veeteelt) boerderij waar men geiten houdt
     De patienten stellen de gezamenlijke geitenhouders aansprakelijk omdat een rechtstreeks verband tussen een ziektegeval en een besmette geitenhouderij moeilijk is vast te stellen. Ze willen dat de boeren de totale schade onderling verdelen.[1]
     Bij een grote brand in een geitenhouderij in het Limburgse Belfeld zijn zo'n 250 geiten omgekomen. De brand brak uit rond één uur vannacht.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Q-koortspatienten eisen vergoeding” (Vrijdag 11 oktober 2013, 12:59), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Geiten dood door grote brand” (Woensdag 28 april 2010, 08:23), NOS