gehoorvermogen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·hoor·ver·mo·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gehoorvermogen gehoorvermogens
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gehoorvermogeno

  1. eigenschap dat je geluid kunt waarnemen
     De ontwikkeling van spraak heeft ook tot veranderingen in het gehoorvermogen geleid.[1]
  2. mate waarin je goed in staat bent geluid waar te nemen
     Vanaf het zesde levensdecennium manifesteert zich de fysieke en cognitieve achteruitgang bij veel werknemers, ook al is daarin een grote individuele variatie. Het gezichtsvermogen en gehoorvermogen nemen af, spierkracht neemt af, de botmassa vermindert en de energetische capaciteit daalt door achteruitgang van hart, longen en vaatstelsel.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 22 februari 2022 Weblink bron “Verschil tussen mens en chimp door geurgenen” (12 december 2003) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 22 februari 2022 Weblink bron
    Iris Breetvelt
    “Duur, werken tot 67” (31 maart 2009) op nrc.nl op Wikipedia