geheelonthouder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

de geheelonthouders kinderclub Kindergeluk uit Beverwijk
Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·heel·ont·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geheelonthouder geheelonthouders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

geheelonthouder m

  1. (persoon) iemand die helemaal geen alcohol gebruikt
    • „Van mijn grootouders leerde ik dat rode wijn een anti-oxidant is.” Met andere woorden, monsieur le président onderschrijft dat wijn goed is voor de gezondheid. Een van zijn voorgangers, Sarkozy, dacht daar heel anders over. Hij was geheelonthouder en zadelde het land op met een zero tolerance alcoholwetgeving. Hollande liet bij officiële diners zijn keldermeester maar wat uitzoeken. Jacques Chirac liet weliswaar ten tijde van zijn Parijse burgemeesterschap een enorme wijnkelder aanleggen maar dronk zelf liever bier. En ofschoon François Mitterrand wel kwistig met subsidies voor de wijnindustrie strooide, hield hij het persoonlijk op een wijn uit Saint-Estèphe: Château Haut-Marbuzet. [1] 
    • Een glaasje op z'n tijd moet kunnen, maar hoe zit dat bij langdurige-medicijngebruikers? 'Het gebruik van alcohol wordt afgeraden', adviseren de bijsluiters van bijvoorbeeld antidepressiva. Maar van mensen die jarenlang of chronisch geneesmiddelen slikken kun je moeilijk verwachten dat ze ineens geheelonthouder worden. Hoe schadelijk is alcoholgebruik naast de medicatie nu echt?[2]  
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Harold Hamersma 20 mei 2017
  2. Volkskrant Mickey Steijaert 15 mei 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be