gegevene
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·ge·ve·ne
Woordherkomst en -opbouw
- Voltooid deelwoord van geven met het achtervoegsel -e (zelfstandig gebruik van een bijvoeglijk naamwoord)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gegevene | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het gegevene o
- wat is geschonken, wat is aangeboden
- Daarna beschuldigde hij God ervan het hem toevertrouwde goed slecht te beschermen, Hij die ongelukkigen goede gaven geeft opdat ze het gegevene bewenen wanneer het hen ontstolen wordt. [1]
- wat bestaat, wat niet meer ter discussie staat, wat als uitgangspunt geldt
- Ditzelfde motief van het zich nestelen in de eeuwige kringloop van het bestaan, het opgaan in het gegevene, is ook in Wits poëzie en andere werk nadrukkelijk aanwezig (...) [2]
Verwante begrippen
Bijvoeglijk naamwoord
gegevene
- (verouderd) verbogen vorm van de stellende trap van gegeven
- Zij hebben reeds driemaal tegen andere knapen van hun leeftijd gevochten, en men is er ook toe genoodzaakt geweest hun de vóór het vertrek uit Antwerpen als geschenk gegevene revolvers te ontnemen, omdat zij er mee op de dragers schoten. [3]
Opmerkingen
- daar waar de verbogen vorm gegevene gebruikt kan worden is de onverbogen vorm gegeven meer gangbaar
Gangbaarheid
- Het woord gegevene staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Nieuwenhuis, M. (ed.)Ysengrimus (1997) Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam ISBN 902140589X; p. 37; geraadpleegd 2015-09-01
- ↑ Reus, T. de"Gekleefd aan de kroes van het zinsverband. Over de vrije poëzie van Jan Wit." in: Liter. jrg 2 nr. 9 (oktober 1999) Boekencentrum Uitgevers, Zoetermeer; p. 108; geraadpleegd 2015-09-01
- ↑ Buysse, C.; A. van Elslander en A.M. Musschoot (eds.)"De zwarte kost." in: Cyriel Buysse. Verzameld werk. deel 4 (1974) A. Manteau, Brussel; p. 445; geraadpleegd 2015-09-01