geestrijker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geest·rij·ker

Bijvoeglijk naamwoord

geestrijker

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van geestrijk
     De rechtse kranten stonden vol met ontboezemingen over het thema dat schoonheid en geschiedenis onscheidbare grootheden waren en dat een gebouw dat mooi gevonden wilde worden symbool moest staan voor de eeuwige waarden, moest herinneren aan een trots en geestrijker verleden en dat platte daken bovendien on-Duits waren.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044625691