gebons
Uiterlijk
- ge·bons
- Naamwoord van handeling van bonzen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebons | |
verkleinwoord |
het gebons o
- het aanhoudend bonzen
- De 27-jarige co-piloot liet het vliegtuig (een Airbus A320, op weg van Barcelona naar Düsseldorf) op 24 maart 2015 met opzet te pletter slaan op een berg in Zuid-Frankrijk. Hij vergrendelde de cockpit toen de gezagvoerder even naar het toilet was. Diens gebons op de deur en wanhoopskreten negeerde hij. Alle 150 inzittenden , onder wie een groep schoolkinderen, kwamen om.[2]
- Toen de journaliste donderdag werd vrijgelaten arresteerden de autoriteiten advocaat Zhou. De juriste Wang Lu was kort daarvoor al aangehouden, net als haar man en zoontje. In een laatste sms vertelde zij dat in haar huis plotseling het internet en de elektriciteit werden afgesloten en dat zij gebons op de deur hoorde. Waar zij en Zhou verblijven is onbekend.[3]
- Het woord gebons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gebons" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 14 maart 2016
- ↑ NRC Oscar Garschagen 12 juli 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be