gebiedt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·biedt

Werkwoord

vervoeging van
gebieden

gebiedt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gebieden
    • Jij gebiedt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gebieden
    • Hij gebiedt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gebieden
    • Gebiedt!