geadresseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·adres·seer·de
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: adresseren…
verbogen vorm: geadresseerdee

geadresseerde

  1. verbogen vorm van geadresseerd, voltooid deelwoord van adresseren
enkelvoud meervoud
naamwoord geadresseerde geadresseerden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geadresseerdev / m

  1. ontvanger, de persoon aan wie een poststuk gestuurd wordt.
    • De afzender zendt een brief naar de geadresseerde. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be