gaspomp
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gas·pomp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gaspomp | gaspompen |
verkleinwoord | gaspompje | gaspompjes |
Zelfstandig naamwoord
- (motortechniek) werktuig dat door middel van drukverschil gassen verplaatst
- De 43-jarige man uit Almere zou volgens getuigen met behoorlijke snelheid van de afrit op de A12 het terrein van het tankstation zijn opgereden. Hij botste tegen de auto van de mannen uit Scherpenzeel en Barneveld, die in de tankshop inkopen hadden gedaan en net terugliepen naar hun auto. Door de aanrijding viel een gaspomp om.[2]
- 'Groen'gas kampt met het kip-of-ei-probleem, zegt Pelle Schlichting, mede-oprichter van het bedrijf. Bij gebrek aan pompen kopen mensen geen gasauto's. En zonder klanten zijn gaspompen niet winstgevend.[3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'gaspomp' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gaspomp" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 13 DECEMBER 2011 Gewonden brand tankstation naar brandwondencentrum
- ↑ Het Parool 8 JUNI 2010 Schoon rijden op rioolgas
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be