gasfles

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

gasfles
Uitspraak
Woordafbreking
  • gas·fles
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gasfles gasflessen
verkleinwoord gasflesje gasflesjes

Zelfstandig naamwoord

de gasflesv / m

  1. een metalen vat waarin een gas, gewoonlijk een mengsel van vloeibaar gemaakt propaan (lpg) en butaan, onder druk is opgeslagen
    • Gasflessen worden zelden gebruikt om bommen van te maken. In 2010 probeerde een man in New York een gasfles te laten exploderen. Maar dat mislukte.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Peter Vermaas 8 september 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be