garnituur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[1] haring met garnituur
Uitspraak
Woordafbreking
  • gar·ni·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord garnituur garnituren
verkleinwoord garnituurtje garnituurtjes

Zelfstandig naamwoord

het garnituuro [3]

  1. groenten die als versiering bij vlees of vis geserveerd wordt
    • Bij het hoofdgerecht worden ook vega-punten gescoord: de witte asperges (normaal garnituur bij de ossenhaas) zijn uitmuntend bereid en aan een kant omwikkeld met kataifi (van die Midden-Oosterse vermicelli die vaak in zoet gebak wordt gebruikt) waardoor het werkelijk een ‘boutje’ lijkt. De bearnaise is überluchtig, zuur maar niet wrang, met een diepe, zachte dragonsmaak. Het vega-menu had wel wat minder mogen kosten, zonder truffel, langoustine en eendenlever.[4] 
  2. (kleding) decoratie die op kleding aangebracht is
  3. stel zaken die bij elkaar horen
  4. stel zaken die een gelijke kwaliteit hebben
    • Als wielrennen slechts bestond uit een scorebord, dan was de eerste week van de Vuelta er één om snel te vergeten. Massasprints zijn het werk voor de tweede garnituur geweest. De favorieten gunden de avonturiers van de lange ontsnapping dagelijks de ruimte.[5]  
    • Frankrijk, dat optrekt naar glorie vanuit het eigen bastion, deed zondag wat een land uit de hoogste garnituur van het voetbal behoort te doen met een bewonderenswaardige nieuweling: linea recta naar huis sturen, met ondubbelzinnige cijfers 5-2. In die uitslag ligt veel besloten: sterke Franse aanval, kwetsbare defensie. [6] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen