garandeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·ran·deer·de

Werkwoord

vervoeging van
garanderen

garandeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van garanderen
    • Ik garandeerde. 
    • Jij garandeerde. 
    • Hij, zij, het garandeerde.