ganzenei

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

gans met ganzeneieren
Uitspraak
Woordafbreking
  • gan·zen·ei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ganzenei ganzeneieren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het ganzeneio [1]

  1. ei gelegd door een gans
    • Silas vindt het ganzenei bij de buurman erg spannend. Hij neemt het in zijn hand en het barst. Silas wil wel voor het kleine gansje zorgen. Hij noemt het Harm. Voor zijn verjaardag krijgt Silas een grote mand, zodat Harm mee op vakantie kan. Ze gaan naar het Zwarte Woud en beleven daar van alles. [2] 
    • De ganzenhoedsters Bente Reurink (op de voorgrond) en Ellis Oldenboom hebben vanmiddag in Gelselaar de eerste ganzeneieren van dit jaar aangeboden aan wethouder Joke Pot van de gemeente Berkelland, die onder andere cultuurhistorie in haar portefeuille heeft. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen